INTERVIEW
Studenten leren schakelen tussen belangen
“Je ziet het pas als je het doorhebt”
Een gesprek tussen Els Beukers en Sharona Ceha over de meerwaarde die studenten van de master Urban Management kunnen bieden bij het werken aan complexe stedelijke vraagstukken.
De master Urban Management (MUM) aan de Hogeschool van Amsterdam leidt stedelijke professionals op die werken aan complexe stedelijke vraagstukken, zoals armoede, leefbaarheid, veiligheid, duurzaamheid en democratisering. De stad is voor de studenten van de MUM een belangrijk speelveld waarin zij werken, actieonderzoek doen én de lessen vanuit de opleiding toepassen. Andersom brengen de studenten hun rijke ervaringen als stedelijke professionals in bij de opleiding. In het vak ‘Opdracht in de Stad’ komt deze uitwisseling tussen de studenten en de stad nadrukkelijk aan de orde. Studenten gaan in dat vak in een groep aan de slag met actie-onderzoek naar aanleiding van een vraag van een stedelijke opdrachtgever in Amsterdam.
De uitwisseling tussen studenten en de stad kan grote meerwaarde geven voor alle betrokkenen, vertelt Sharona Ceha, docent en coördinator van het vak ‘Opdracht in de Stad’. Bijvoorbeeld als studenten de initiële vraag van de opdrachtgever loslaten en vanuit de achterliggende maatschappelijke vraag gaan werken, waarmee ze meer zicht krijgen op de complexiteit.
Els: Voordat we in gaan op de relatie tussen de MUM studenten en de stad in jouw vak, kun je eerst uitleggen wat ‘Opdracht in de stad’ voor vak is?
Sharona: Opdracht in de stad is echt een doe-vak, waarin de kennis en vaardigheden vanuit alle andere vakken van de MUM worden toegepast. Studenten doen bij dit vak onderzoek naar een 'knersende kwestie'; een complex probleem uit de stad. We proberen altijd meerdere opdrachtgevers te hebben per opdracht, vanuit de verschillende belangen die spelen.
Ik heb gemerkt dat het belangrijk is dat studenten werkelijk onafhankelijk onderzoek doen. Dat ze niet hun oren laten hangen naar de opdrachtgevers. Ze zijn geen consultants die een opdracht moeten uitvoeren. Het gaat om de vraag. Die staat centraal. Niet één belang.
Els: Waarom zoek je binnen een opdracht al een vertegenwoordiging van verschillende belangen?
Sharona: Ik ben de laatste tijd erg onder de indruk van het werk van Teisman. Die zegt, hoe complexer je het maakt, hoe integraler de oplossing is. Dus in plaats van bang te zijn voor de complexiteit en het af te kaderen en de controle te willen houden, is het goed om op heel veel niveaus te kijken naar een probleem. Als de studenten dat doorkrijgen, dan snappen ze hoe ingewikkeld hun rol is. Ze leren om op al die niveaus te schakelen. Ze moeten én met een wethouder én met een stratenmaker én met een beleidsadviseur én met een corporate organisatie kunnen werken. Ze moeten op al die borden kunnen schaken.
Ik heb gemerkt dat het belangrijk is dat studenten werkelijk onafhankelijk onderzoek doen. Dat ze niet hun oren laten hangen naar de opdrachtgevers. Ze zijn geen consultants die een opdracht moeten uitvoeren. Het gaat om de vraag. Die staat centraal. Niet één belang.
Els: Waarom is het lastig om niet zozeer de opdracht, maar de maatschappelijke vraag centraal te stellen?
Sharona: Opdrachtgevers hebben vaak al hun eigen idee voor de oplossing. Die denken één richting op. Er was bijvoorbeeld een opdracht waarbij de opdrachtgever aangaf ‘jullie mogen niet met de mensen praten die tegen ons plan zijn’. Ik leer de studenten juist om die weerstand op te zoeken. Die is er niet voor niks. Wat is daar gaande? En wat zou het plan, als je door de weerstand heen komt, beter kunnen maken? We hadden ook een opdracht waarbij één van de opdrachtgevers persé een commons [een bewonersinitiatief vanuit een collectief belang, red.] wilde. De studenten zijn daar mee aan de slag gegaan en spraken met de stakeholders. Die reageerden van: ‘Laat ze eerst die straat hier goed schoon houden! Hoezo een commons? Daar hebben we helemaal geen behoefte aan.’ Het leuke van de studenten is dat ze dit zo enthousiast oppakken, dat een aantal ook hun afstuderen op het thema commons richten. We kunnen dus langjarig deze ontwikkeling volgen.
Els: Dit is een voorbeeld van een opdrachtgever die al een oplossingsrichting voor ogen heeft. Hoe komen de studenten toch op de achterliggende maatschappelijke vraag uit?
Sharona: Ik doe dit nu twee jaar en merk dat we elke keer op een dieper niveau uitkomen als de studenten met een onderzoeksvraag aan de slag gaan. Bijvoorbeeld door een stakeholdersanalyse en urban scan, gericht op: wat is daar allemaal gaande? En daar betekenis aan geven. Dat hebben de vragers (opdrachtgevers) vaak nog niet gedaan. Het blijkt elke keer weer dat het diepgaand onderzoeken naar welke personen welke belangen hebben en naar wie nog niet aan het woord is geweest, het vraagstuk breder blijkt dan de opdrachtgever dacht.
Els: Zit daar dan de meerwaarde van een groep MUM studenten die met een vraag aan de slag gaat en de opdrachtgever uitdaagt om dieper een vraagstuk te bekijken?
Sharona: Ja, en het is onze taak vanuit de opleiding om de studenten te leren die diepgang te verkrijgen. Om elk stukje, elke schil te verkennen. Dat is niet gemakkelijk. Daarmee zoeken we de complexiteit op en werken we aan sociale innovatie voor vraagstukken die vaak zowel een fysieke als sociale component in zich hebben.
Els: Je beschrijft hoe de samenwerking tussen studenten en opdrachtgevers in jouw vak ‘Opdracht in de stad’ meer diepgang aan complexe vraagstukken kan geven. Hoe zie je die samenwerking vanuit de MUM en stad nog meer?
Sharona: Ik zoek actief vraagstukken op, waarvoor het waardevol is als een groep goed opgeleide studenten er mee aan de slag gaat. Dat zijn vraagstukken waar ambtenaren ook niet zomaar een antwoord op weten.
We moeten benadrukken dat we the University of Applied Science zijn: van het actieonderzoek, van het ‘wat gebeurt er nou echt’, van het doen, naar buiten gaan en de straat op gaan.
Els: Vanuit de MUM weten we dus complexe opdrachten te vinden. Weet de stad ons ook goed genoeg te vinden?
Sharona: Ik moet vaak nog uitleggen waar we als MUM en als HvA voor staan. We moeten benadrukken dat we the University of Applied Science zijn: van het actieonderzoek, van het ‘wat gebeurt er nou echt’, van het doen, naar buiten gaan en de straat op gaan. Het is heel belangrijk dat we methodes ontwikkelen om echt te weten te komen wat er speelt, wat een ander echt vindt. Dat moeten we delen. Door bijvoorbeeld bijeenkomsten te organiseren die wederkerig zijn. Dat draagt bij aan de relatie. Dat zie je gebeuren bij de openbare masterclasses die we vanuit de MUM organiseren. Daar komen zoveel verschillende mensen bij elkaar. Mensen die de MUM eerst niet kenden en vervolgens een samenwerking aangaan.
De stad zou moeten weten dat wij mensen opleiden die leren hoe ze omgaan met moeilijke kwesties en hoe ze daarin succesvol kunnen zijn. Mensen die weten hoe te bewegen in zo’n stedelijke omgeving, op al die verschillende niveaus (van burgemeester tot beveiliger) kunnen communiceren en een beweging weten te krijgen.
Voor de relatie met de stad zijn onze alumni van groot belang. Die werken op stedelijke plekken en kunnen letterlijk de verbinding met de opleiding en de HvA leggen
Els: Dat is dus iets wat je kan leren?
Sharona: Ja, maar, zoals Johan Cruijff zei: “Je ziet het pas als je het doorhebt.” Zo is het ook met urban management.
Voor de relatie met de stad zijn onze alumni van groot belang. Die werken op stedelijke plekken en kunnen letterlijk de verbinding met de opleiding en de HvA leggen. We vormen met elkaar een netwerk. Dat past ook bij de vaardigheden die ze hebben geleerd en in deze tijd.
Els: We zouden dus de opleiding wat breder moeten opvatten? Niet alleen het ‘afleveren’ van studenten met een diploma, maar het vormen van een groter netwerk?
Sharona: Het leuke van de MUM is dat onze studenten stedelijke professionals zijn, die rijke ervaringen meebrengen en zelf vaak ook al een relevant netwerk hebben. Ja, laten we dat koesteren.