INTERVIEW

’Hoe wij polderen zie je terug in de relatie tussen kennisinstelling en stad’

Een duurzame kennisinfrastructuur volgens de Amsterdamse ‘Chef Samen Onderzoek’

Als Chief Science Officer van de gemeente Amsterdam posteert Caroline Nevejan zich sinds 2017 tussen de uitdagingen in de stad en het onderzoek aan de kennisinstellingen. Nevejan over de behoefte aan een interdisciplinaire ‘City Science’, onaangeroerde thema’s als creatieve expressie, een duurzame kennisinfrastructuur en de rol die onderzoek door studenten daarin zou kunnen spelen.

Foto: Kadir van Lohuizen

Caroline Nevejan in het kort - Chief Science Officer Amsterdam - Professor by special appointment, Amsterdam School of Social Science Research - Research fellow, Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions Meer over werk en onderzoek van Nevejan

City Science Initiative Meer over het City Science Initiative

De term ‘kennismakelaar’ duikt her en der op als het gaat om je rol als Chief Science Officer. Zie je jezelf als kennismakelaar?

“Soms gebruik ik ‘Chef Samen Onderzoek’. Want dat is het in feite. Synergie creëren tussen uitdagingen in de stad en het onderzoek dat plaatsvindt in de kennisinstellingen. ‘Kennismakelaar’ heeft de connotatie dat het om geld gaat. En daar gaat het vaak helemaal niet om. Dat doet geen recht aan het feit dat wanneer je onderzoek doet in, met en voor de stad het hele onderzoeksproces anders is en de uitdaging daarbij altijd interdisciplinair of transdisciplinair is. De klimaatcrisis is ook een sociale crisis, en een wooncrisis en een vraagstuk van hoe we werk organiseren. Goed onderzoek in de stad is je verhouden tot die interdisciplinariteit. Bij een ‘kennismakelaar’ denk ik verder aan speeddates, en die werken trouwens niet. Samen met mijn team ga ik als Chief Science Officer juist diep op de vraag in. Alleen op die manier kan ik de onderzoeker verbinden met de juiste ambtenaar of organisatie, in de juiste context.”

‘Als Chief Science Officer en het team daarachter zijn we mede een soort navigatieapparaat dat denkt in mogelijkheden en potentie’

Waarom wordt het onderzoek in de stad daar beter van?

“De jeugdverpleegkundige, de afdeling reiniging en de afdeling vervoer zijn allemaal professionele onderzoeksdatacreëerders. De stad heeft over het algemeen hele bruikbare data, maar voor onderzoekers is het moeilijk daar toegang toe te krijgen. De universiteiten en hogescholen zijn dan weer specialist in methodologie. Het is voor onderzoekers van de kennisinstellingen ingewikkeld om binnen de gemeente te navigeren en de juiste personen te vinden. Als Chief Science Officer en het team daarachter zijn we mede een soort navigatieapparaat dat denkt in mogelijkheden en potentie. Mijn persoonlijke rol is vooral het inspireren, samen met anderen onderzoeksontwerpen maken, waardoor men kan samenwerken en uiteindelijk ook het vertrouwen krijgt dat dat samenwerken mogelijk is.”

De algemene opvatting is dat de problemen in de stad complexer worden en dat onderzoek daarbij meer nodig is, zie je dit ook zo?

“We hebben te maken met een exponentiële bevolkingsgroei en een digitalisering die betrekkelijk jong is. Dat heeft effect op al onze vitale processen: veel meer mensen en een compleet nieuwe manier van communiceren en dat pas sinds 30 jaar. Het is voor overheden, het bestuur, op dit moment dan ook knap ingewikkeld om het goed te doen. Daarnaast is er de klimaatopdracht die nu wordt erkend. Lang is het bewustzijn daarover tegengewerkt en dat is nu voorbij. De drama’s die hier het gevolg van zijn, zijn daarvoor ook simpelweg te groot.”

“Er is zeker sprake van een groeiend bewustzijn van de complexiteit van de opdrachten en uitdagingen. In Amsterdam is door ambtelijke onderzoekers uit verschillende directies een gemeentelijk onderzoekersoverleg gestart in 1989. De behoefte aan onderzoek is daarmee in ieder geval al ruim dertig jaar traceerbaar. Recentelijker is wel dat merkbaar meer mensen, meer probleemeigenaren, zich realiseren wanneer en op wat voor manier ze behoefte hebben aan onderzoek.”

Met een netwerk van collega-CSO’s uit verschillende Europese steden, het City Science Initiative, hebben jullie recent het gewenste paradigma voor onderzoek in de stad geschetst. Dit alles samengebracht onder de noemer ‘City Science’. Waarom?

“De complexiteit van de problemen vraagt erkenning van het interdisciplinaire terrein City Science. Als je onderzoek doet in de stad is zowel de manier waarop je de onderzoeksvraag formuleert als de theoretische context, de methode die je kiest, de wijze van analyse, validatie daarvan en valorisatie met beleidsadvies anders. Kortom, het hele onderzoeksproces wordt beïnvloed door het feit dat je in, voor en met de stad werkt. Daarom noemen we het een paradigmaverandering. Het is public research, ver weg van het lab, je doet onderzoek met de mensen, en niet met de mensen als object.”

Wat vraagt dat van onderzoekers in relatie tot de stad?

“Meedraaien in een interdisciplinaire omgeving. En dat is oncomfortabel, want je begrijpt niet altijd wat iemand anders bedoelt en het duurt langer. In het geval van de stad komt daarbij dat bewoners vragen kunnen stellen waar je geen zin in hebt. Het is ingewikkelder, maar leidt wel tot doorwrochter onderzoek. Bij meer klassiek onderzoek wordt er niet vanuit gegaan dat je veel tijd nodig hebt om je met je subjecten te verhouden.”

‘Het is ingewikkelder, maar leidt wel tot doorwrochter onderzoek’

“Spreken van de ‘stad als lab’ vind ik in die zin ook niet passend. ‘Lab’ suggereert dat je als onderzoeker een positie apart hebt. Dat is problematisch. Als bewoner ben ik wel onderdeel van het onderzoek, maar ik krijg nauwelijks het recht om daar commentaar op te leveren. Dat wordt vaak niet in de methodologie meegenomen.”

Tijdrovender dus, maar wel meer voldoening schenkend?

“Onderzoekers vinden het fijn om werk in de stad te doen, dat te presenteren aan de stad en feedback te krijgen. Je ziet wel dat er weinig tijd wordt genomen om het goed te verwerken naar beleidsadvies. De gemeente faciliteert dat ook niet makkelijk. Onderzoekers, zoals in Amsterdam bijvoorbeeld bij een van de zeventien werkplaatsen Schone stad - waarbij we rechtsreeks valideren bij de stadsreinigers - vinden het prettig om te zien dat in de interdisciplinaire context hun kleine onderdeel meer betekenis krijgt en meerwaarde heeft voor de ontwikkeling van de stad. Het legitimeert ook dat we met z’n allen zoveel geld aan wetenschap uitgeven.”

Wat vraagt het huidige onderzoek in de stad van de gemeente in relatie tot de kennisinstellingen?

“Voor de gemeente is het complex. Door een komen en gaan van mensen is de continuïteit waarborgen, die juist belangrijk is voor onderzoek, niet eenvoudig. Daarom zijn bijvoorbeeld de eerdergenoemde werkplaatsen zo van belang. Het is een manier om structureel in gesprek te blijven over de uitdagingen in de stad met ambtenaren en onderzoekers. Als mensen met elkaar in gesprek zijn, ontstaat er van alles. Dan hoef je bijna niet meer te regisseren.”

Zit er een grens aan de hoeveelheid onderzoek die een stad aan kan of is er sprake van onderzoeksdruk vanuit de hogeschool en universiteit op de stad?

“Ik denk eigenlijk van niet. Volgens mij zijn er nog voldoende grote vraagstukken. Obesitas bijvoorbeeld, wat als we zo doorgaan uitdraait op een epidemie die net zo erg is als corona. Daar zijn data voor nodig. Daar is analyse van die data voor nodig. Waarom plaatst de supermarkt nog steeds het snoepgoed bij de kassa? Waar bouw je de gymzalen? Onderzoekers werken nu bijvoorbeeld in de Aanpak gezond gewicht samen met de planningsafdeling om te kijken hoe je buurten ontwerpt om kinderen meer te laten bewegen. Een ander voorbeeld is de vernieuwing van kades en bruggen. Daarbij komen niet alleen vragen naar voren over hoe deze te restaureren, maar inmiddels ook over mobiliteit, groen, afval, transport en archeologie. Misschien is er wel een plantje of een nieuwe verf die de kades sterker kan maken?”

Zijn er thema’s die nu over het hoofd worden gezien door de stad en kennisinstellingen?

“Mentale gezondheid verdient meer aandacht dan het nu krijgt. Wat verder in het algemeen vergeten lijkt te worden, is ruimte voor creatieve ontwikkeling en creatieve expressie van kinderen. Daar wordt weinig over gesproken. Zangles, handenarbeid, techniek, programmeren in het onderwijs. Generaties worden nu opgevoed om te gehoorzamen: ze zijn gewend om formats in te vullen op de telefoon of computer. Aan studenten merk ik dat het hard werken is om ze bij hun creativiteit te krijgen. Het grote goed dat we aan het verliezen zijn, is creativiteit. De wal zal uiteindelijk het schip keren, maar dat kan nog wel een tijdje duren nadat 30 jaar structureel op onderwijs is bezuinigd.”

‘Ik zou graag willen dat al die slimme jonge mensen bijdragen aan de stad en dat doen we nu niet op een slimme manier’

Hoe zie je de rol van onderzoek door studenten in de stad?

“Ik zou graag willen dat al die slimme jonge mensen bijdragen aan de stad en dat doen we nu niet op een slimme manier. Het onderwijs aan studenten is vaak niet gericht op het bijdragen aan de uitdagingen van de stad. Rondom de formele onderzoekers staat er nu een infrastructuur. Dat zou ik ook willen met de studenten. Al die scripties die voor de gemeente interessant zijn? Waar zijn die? Dat zouden we echt veel beter kunnen benutten. Je wilt ook dat studenten voortbouwen op elkaars werk. Dat betekent dat je goeie vragen moet hebben voor de studenten en goede orkestrering van hoe hun werk terechtkomt bij de stad.”

“Ik schets nu een ongedefinieerd landschap dat we nog goed in kaart moeten brengen. Zeker is wel dat ergens energie tussen de steentjes wegvalt. Zit ‘m dat in het publicatiemedium, een andere begeleiding of een andere methode? Dat weten we nog niet. Het heeft ook te maken met dat de digitale onderwijssystemen worden ontworpen vanuit student administratie perspectief, niet vanuit kennis delen. Dat is een ander uitgangspunt. En voor sommigen is de scheidslijn tussen onderwijs en onderzoek groot. Die scheidslijn zie ik niet.”

Wat is typerend voor de Amsterdamse kennisinfrastructuur?

“Veel andere steden zijn benieuwd naar hoe we hier een duurzame kennisinfrastructuur bouwen. Je kunt hier in de stad op de fiets naar elkaar toe. Dat maakt het heel charmant. Op openresearch.amsterdam wordt ontsloten wie in de stad aan hetzelfde onderwerp werkt, welke ambtenaar en welke onderzoeker. Je kunt op tijd naar elkaar toe als je met hetzelfde thema bezig bent. En daar zit ontzettend veel synergie en meerwaarde in. De manier waarop wij polderen, zie je terug in de relatie tussen de kennisinstellingen en de stad. Kennisdelen is niet eenvoudig, maar er is afgesproken dat te doen en stap voor stap ontstaat een rijk kennislandschap dat gedragen wordt door de onderzoekers in de stad en waarin samen wordt gewerkt voor een toekomst waarin we samen overleven, net als in de polder.”


Digitaal platform openresearch.amsterdam Openresearch.amsterdam is een digitaal platform voor onderzoek, kennis en innovatie over en voor Amsterdam en omstreken. Onderzoekers (ambtenaren, wetenschappers en anderen) tonen hun werk. Het platform maakt relaties tussen de verschillende onderzoeksactiviteiten zichtbaar. De website staat onder redactie van het Chief Science Office van de gemeente Amsterdam. Naar openresearch.amsterdam